maandag 27 juni 2016

'Voedselproductie goed voor kwart uitstoot broeikasgassen'

De top 5 meest vervuilende voedselgewassen (rijst, soja, maïs, tarwe en palm olie) produceren meer broeikasgassen dan ieder ander land, alleen China en de Verenigde Staten scoren nog hoger. Onderzoeksbureau CE Delft onderzocht in opdracht van Oxfam Novib de uitstoot en watergebruik van de mondiale voedselproductie. Rijst, soja, mais, palm olie en tarwe dragen in totaal 3 gigaton aan de uitstoot van broeikasgassen bij. De voedingsmiddelenindustrie en landbouw zijn verantwoordelijk voor een kwart van wereldwijde uitstoot aan broeikasgassen en moeten aan de slag om de uitstoot in hun productieketen omlaag te brengen. Dit blijkt uit het vandaag verschenen Oxfam Novib rapport Feeding Climate Change.

De 17 onderzochte voedselgewassen zijn goed voor 42% van de totale wereldwijde voedselproductie en nemen 80% van de wereldwijde waterschaarste voor hun rekening. Klimaatverandering zal hoogstwaarschijnlijk de productie van voedselgewassen negatief beïnvloeden. Tegelijkertijd zijn deze gewassen noodzakelijk voor het voeden van miljoenen mensen wereldwijd. Naar verwachting zal door klimaatverandering in 2050 het aantal ondervoede kinderen onder de vijf jaar toenemen met 25 miljoen personen en zullen 50 miljoen meer mensen honger lijden.

Het rapport Feeding Climate Change maakt duidelijk dat bedrijven die zich bezighouden met de teelt van deze vijf voedingsmiddelen, drastische emissiereducties moeten invoeren. Anders worden de doelen van het Parijse Klimaatakkoord om de uitstoot tot "netto-nul" te reduceren voor 2050 om zo de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5 graden Celsius, niet gehaald.

Willemijn de Iongh, land- en klimaatexpert van Oxfam Novib: "Het wordt tijd dat de manier waarop wij ons voedsel produceren verandert. We weten dat 's werelds belangrijkste gewassen zowel de oplossing voor hongerbestrijding zijn maar ook bijdragen aan klimaatverandering. De grote internationale voedselmiddelenbedrijven moeten de broeikasgas-uitstoot in hun productieketen verminderen en hun productiemiddelen veel duurzamer maken. Ook moeten deze bedrijven kleinschalige boeren ondersteunen zodat zij de verwoestende effecten van klimaatverandering het hoofd kunnen bieden. Kleine boeren zijn nog steeds zeer belangrijk voor de mondiale voedselproductie '.

Op dit moment kampen veel kleine boeren in ontwikkelingslanden met honger door toenemende droogtes, overstromingen en ander extreem weer veroorzaakt door klimaatverandering. Daardoor lukt het hen niet om genoeg te produceren om rond te komen en hun families te voeden. Naar schatting zijn de 10 grootste voedingsmiddelenbedrijven ter wereld afhankelijk van ten minste 100 miljoen van deze kleine boeren. Wanneer klimaatrampen plaatsvinden zijn het juist deze boeren en hun families die vaak gedwongen worden hun bezittingen en land te verkopen.

'Als we onze wereldwijde uitstoot van broeikasgassen niet verminderen, stevenen we gezamenlijk af op meer honger, meer natuurrampen en overstromingen. Ook in het natte Nederland', aldus De Iongh. ' Bedrijven moeten ambitieuzer zijn in de doelen die zij zichzelf stellen en dat geldt ook voor hun toeleveranciers, ze moeten hun uitstoot terugdringen, actief investeren in de weerbaarheid van kleine boeren, en zich uitspreken over de noodzaak om klimaatverandering aan te pakken tegenover overheden en consumenten '.

zaterdag 25 juni 2016

Biogasproductie in Eemnes komt dichterbij

De gemeente Eemnes gaat door met de voorbereidingen voor een biogasinstallatie bij Dura Vermeer in Eembrugge. Er zijn gesprekken met Dura Vermeer en de gemeente Eemnes’, aldus wethouder Niels Rood. ,'Daarbij is de lijn van Eemnes om transparant te zijn over het voornemen. Nog lang niet alles is in kannen en kruiken, maar naarmate de hobbels genomen worden, komt de biogasproductie steeds dichterbij.'

vrijdag 24 juni 2016

Bio-energie en voedselzekerheid kunnen duurzame ontwikkeling ondersteunen

Voedselzekerheid en productie van bio-energie kunnen gezamenlijk het behalen van duurzaamheidsdoelstellingen verbeteren. Dat stelt een internationaal, multidisciplinair team van experts van 10 instituten, waaronder onderzoekers van de Universiteit Twente. Het rapport, onlangs gepubliceerd in Global Change Biology – Bioenergy, laat zien dat biobrandstoffen niet noodzakelijkerwijs hoeven te leiden tot verdringing van voedselgewassen. 

Het rapport "Reconciling Food Security and Bioenergy: Priorities for Action" identificeert op wetenschappelijke basis de stappen die ervoor kunnen zorgen dat biobrandstoffen, voedselgewassen en natuurlijke bronnen gezamenlijk duurzaam beheerd en ingezet worden. Het onderzoek, dat gepubliceerd is in het tijdschrift Global Change Biology – Bioenergy, is gecoördineerd door het U.S. Department of Energy’s Oak Ridge National Laboratory (ORNL).

Aanbevelingen zijn onder andere het verhogen van de productie van “flexibele gewassen” die zowel brandstoffen, voedsel en andere materialen opbrengen; samenwerking met lokale populaties zodat de voordelen bij de juiste mensen terechtkomen; diversificatie van gewassen, land gebruik en product markten om de weerstand tegen machten van buitenaf (zoals extreme weersomstandigheden) te vergroten; en continue educatie, verbeterde communicatie en analyse.

Het rapport zet uiteen hoe de verschillende doelen bereikt kunnen worden door allereerst het stellen van de juiste vragen en vaststellen van de correcte verbanden. Vervolgens dat op de juiste wijze te monitoren met de relevante indicatoren. Daarbij weerlegt het rapport de juistheid van een aantal populaire aannames.

“Het is onjuist om de lokale kosten en voordelen van biobrandstoffen niet mee te nemen en de introductie van biobrandstoffen te baseren op gegeneraliseerde aannames of globale modellen. Betrouwbare informatie over de lokale effecten is essentieel, maar is vooralsnog afwezig in de food-biofuel-climate debatten”, zegt hoofd auteur Keith Kline van het ORNL Climate Change Science Institute.

Met het rapport hopen de onderzoekers beter richting te geven aan duurzame ontwikkelingen. Prof. Dr. Joy Clancy, hoogleraar in Development Studies bij IGS: “Het maatschappelijk debat en besluitvorming is gebaat bij een goed onderbouwde discussie over de mogelijkheden, kansen en bedreigingen van opkomende bio-energie. Biobrandstoffen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de leefbaarheid van agrarische gebieden over de hele wereld zonder dat het de voedselveiligheid in gevaar brengen. Begrip voor de motivatie om specifieke gewassen te groeien en de belemmeringen voor deelname in de productieketen voor bio-energie is noodzakelijk om biobrandstoffen ook daadwerkelijk duurzaam te laten zijn.”

Het rapport is geproduceerd dankzij een initiatief gecoördineerd door ORNL na een workshop georganiseerd door IFPRI in november 2014 in Washington, D.C. Co-auteurs naast ORNL in de voorbereiding van het rapport waren onderzoekers van het International Food Policy Research Institute (IFPRI), het Centre for Environmental Policy, Imperial College London, UK; University of Sao Paulo en de Sao Paulo Research Foundation Bioenergy Program BIOEN, Brazil; Universiteit Twente, Delft University of Technology en BE-Basic Foundation, Nederland; Institute of Rural Engineering, National Institute of Agricultural Technology, Argentina; Stockholm Environment Institute Africa Centre, Nairobi, Kenya; BEE Holdings, Tampico, Mexico; en de Wereldbank.

donderdag 23 juni 2016

Kenniscentrum biogas opent in Alkmaar

In Alkmaar verrijst een Europees kenniscentrum voor advies aan bedrijven die actief zijn in 'groen' gas en biomassavergassing. Daarvoor is €1,9 miljoen beschikbaar gesteld. Het centrum zou minimaal 150 banen opleveren, allereerst in de regio Noord-Holland. Vera Pieterman, plaatsvervangend directeur Energie & Omgeving van het Ministerie van Economische Zaken, heeft daartoe in aanwezigheid van 28 vertegenwoordigers uit de EU op het Energy Innovation Park in Alkmaar de Green Deal mede ondertekend.

zaterdag 18 juni 2016

Primeur in Fleringen: koken op biogas via nieuw leidingnetwerk

Cogas en Gasunie zijn begonnen met de aanleg van het leidingnetwerk voor biogas. Gebroeders Oude Lenferink in Fleringen is de eerste producent van biogas die op het netwerk wordt aangesloten. Bij het agrarisch bedrijf ligt inmiddels een begin van een kunststofleiding van 7,5 kilometer. Deze leiding gaat naar De Pook bij Almelo, waar een opwerkingsinstallatie wordt gebouwd. Het biogas wordt daar opgewerkt tot de kwaliteit van aardgas, zodat het in de gasleidingen van Cogas ingebracht kan worden.

vrijdag 10 juni 2016

Meer biogas in de Vlaamse pocket

Volgende maand zal het nieuwe IWT LA project Pocket Power starten rond vergisting. Het project is een samenwerking tussen de Universiteit Gent en Inagro en wordt ondersteund door het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO). Pocketvergisting is dé kleinschalige technologie om als melkveehouder het bedrijf zelfvoorzienend te maken op vlak van energie. Het helpt de sector ook om broeikasgasemissies te verlagen, maar hoeveel precies?

donderdag 2 juni 2016

Ontwikkeling hoogwaardige polyesters uit biomassa

Wageningen UR Food & Biobased Research brengt de mogelijkheden in kaart voor de productie van nieuwe biobased polymeren op basis van isoidide. In het project HIPPIE (High performance polymers from isoidide) werkt Wageningen UR hiervoor samen met de Amerikaanse bedrijven ADM en DuPont en het Apeldoornse bedrijf Holland Colours.

Voor een rendabele productie van biobased plastics op basis van isoidide moet de stof op grote schaal geproduceerd kunnen worden. Uit het HIPPIE-project moet blijken of dit mogelijk is. Knoop: ‘Wijst het onderzoek uit dat grootschalige productie haalbaar is, dan levert dit nieuwe marktkansen op voor de participerende bedrijven.’

Het project is onderdeel van een grootschalig onderzoeksprogramma: Biobased Performance Materials (BPM). Op donderdag 16 juni wordt het vijfde BPM-symposium georganiseerd, dat ingaat op actuele biobased performance materials onderzoeksontwikkelingen – met presentaties van onder andere ADM, Sabic, Dupont, Van Wijhe Verf, Icopal, Sulzer en Croda.

Doel van het BPM-programma is hoogwaardige materialen op basis van biomassa te ontwikkelen. Deze materialen worden op steeds grotere schaal toegepast in de praktijk. Het onderzoek richt zich op twee soorten materialen: polymeren die planten zelf maken en polymeren uit biobased bouwstenen die via biotechnologie of chemische katalyse worden gemaakt. BPM wordt mede gefinancierd door het ministerie van Economische Zaken (via de Topsector Chemie).
 
Copyright (c) 2010 Biogas Nieuws and Powered by Blogger.